Trigger: in dit artikel praat ik over eten en eetstoornissen.
Lees ook: Alles over meltdowns
Met eten prikkel je meerdere zintuigen: smaak, tast, en reuk. Het is dus niet verwonderlijk dat bij mensen met een divergente prikkelverwerking, dit ook invloed heeft op eten en hoe je eten ervaart. Dit kan zich uiten in afwijkend eetgedrag.
Voorbeelden van de invloed van autisme, ADHD, en neurodiversiteit op eten zijn:
Bovenstaande twee termen zijn bekend binnen de neurodivergente gemeenschap, en hebben alles te maken met prikkelverwerking en de relatie van autisme, ADHD, neurodiversiteit en eten.
Samefood is een specifiek soort eten wat als sensorisch prettig wordt ervaren waardoor je steeds weer teruggrijpt naar dit eten. Sommige neurodivergente mensen eten daardoor meerdere keren per dag hetzelfde. Wat je samefood is kan verschillen. Sommige mensen hebben meerdere samefoods.
Als ik pizza bestel, bestel ik altijd dezelfde. En ik eet vrijwel dagelijks twee boterhammen met hummus, komkommer en srirachasaus.
Safefood is net iets anders, al heeft het wel raakvlakken met samefood. Dit is voedsel wat als “veilig” wordt ervaren. Soms kan het namelijk vanwege prikkelgevoeligheid moeilijk zijn om nieuwe dingen te proberen, en kan je daardoor angstig worden.
Net zoals dat je bepaald eten als heel prettig ervaart, kan het ook zijn dat als je neurodivergent bent, je juist bepaalde dingen absoluut niet wilt of kunt eten. Dit worden ook wel voedselaversies genoemd. Deze komen heel veel voor bij autisme, ADHD, neurodiversiteit en (de relatie tot) eten.
Iedereen kent wel het stereotype kind dat geen groente wil eten. Bij neurodivergente mensen kan dit veel verder gaan: oncomfortabele texturen, smaken of geuren kunnen intense negatieve reacties geven. Zo kan ik bijvoorbeeld echt niet tegen de textuur van champignons en paddenstoelen. Dan gaan er rillingen over mijn rug heen. Ik word ook heel erg naar van de geur en smaak van vis. Als ik langs een viskraam loop, moet ik mijn neus dichthouden. Prikkelgevoeligheid kan niet alleen fysiek oncomfortabel zijn, maar ook pijnlijk.
Soms kunnen aversies (vaak in combinatie met samefoods) zo heftig worden dat dit uitmondt in de eetstoornis ARFID, waarbij je eetpatroon veel te eenzijdig wordt.
Honger- en dorstgevoelens zijn ook prikkels die je lichaam aan je geeft. Het is dus niet vreemd dat deze ook anders kunnen zijn bij neurodivergente mensen. Ook kan bijvoorbeeld een hyperfocus dusdanig afleiden van honger- en dorstgevoelens dat je vergeet om te eten en te drinken. Medicatie, vooral stimulantia zoals dexamfetamine of methylfenidaat, kunnen dit nog verder versterken.
Een divergent hongergevoel kan ook zorgen voor het niet goed kunnen bepalen wanneer je vol zit, waardoor je veel meer en langer door kan eten terwijl neurotypische mensen allang misselijk zouden zijn. Dit kan nog versterkt worden door emoties, angsten, depressies, of door zelfstimulerend gedrag (‘stimming’). De combinatie van deze dingen kunnen ervoor zorgen dat je de eetstoornis BED ontwikkelt, waarbij je enorme hoeveelheden achter elkaar eet. Ik vermoed sterk dat ik deze eetstoornis heb gehad in mijn puberteit, en ik heb hier af en toe nog steeds moeite mee.
Ik heb ze al een paar keer eerder genoemd: eetstoornissen. Deze komen heel vaak voor bij neurodivergente mensen. Het kan een sensorische oorzaak hebben zoals ik eerder heb uitgelegd, maar vaak is het niet alleen dat, maar ook een resultaat van leven in een wereld die niet compatible is met je brein. Dat kan ontaarden in angstgevoelens, heftige emoties en verlies van controle.
Omdat eten iets is waar je wel controle over kan hebben en/of omdat je eten kan gebruiken als copingsmechanisme, gebeurt het heel vaak dat neurodivergente mensen, vooral als ze niet gediagnosticeerd zijn of geen adequate hulp krijgen, een eetstoornis ontwikkelen.
Daarnaast kan het zo zijn dat je van eten je speciale interesse maakt. Dat kan ook gevaarlijk zijn. Een hyperfocus op gezond eten bijvoorbeeld, kan leiden tot de eetstoornis orthorexia.
Iets wat mij persoonlijk veel opvalt, is dat neurodivergente mensen relatief vaak vegetariër of veganist zijn. Zelf ben ik ook veganist, en ik heb hier wel wat mogelijke theorieën over.
Neurodivergente mensen hebben vaak een heel sterk moreel kompas. Wat je belangrijk of moreel juist vindt, kan natuurlijk verschillen per persoon. Maar neurodivergente mensen gaan vaak verder in hun overtuigingen, en maken dus sneller de ‘radicale’ beslissing om te stoppen met vlees eten, want vegetarisme en veganisme zijn natuurlijk bij uitstek morele overtuigingen. Ook zijn neurodivergente mensen vaak hyperempathisch en gevoelig, wat ook kan bijdragen aan de beslissing om te stoppen met dieren eten.
Mijn vader heeft me wel eens evangelisch genoemd. Hij vindt dat ik best af en toe kaas kan eten. Maar ik zie het niet meer als eten – het is voor mij synoniem geworden met dierenleed en daarom wil ik het gewoon niet.
Fotografie door mij in opdracht van VeganChallenge