Validisme in je taalgebruik, en wat je er aan kunt doen

23 april 2021 Door NeuroElfje

Lees ook: Neurodiversiteit op werk: een gids voor werkgevers

Allereerst: wat is validisme precies?

Validisme betekent: discriminatie, marginalisering en stigmatisering van mensen met een functiebeperking op grond van hun lichamelijke, verstandelijke en/of psychische gesteldheid. (Engels: “ableism”)

Validisme is overal aanwezig en neemt vele vormen aan. Zoals bedrijven die (al dan niet onbewust) geen mensen met een beperking aannemen, tot gebouwen die niet rolstoeltoegankelijk of prikkelarm zijn, of de moeite die het kan kosten om accommodaties aan te vragen bij de WMO. Dat mensen met een Wajong minder verdienen dan het minimumloon. Dat als je autistisch bent, het je moeilijker wordt gemaakt om te adopteren, een rijbewijs te halen en je geen ei- of zaadcellen mag doneren.

Waarom is validisme een probleem?

Mensen met een fysieke of verstandelijke beperking zijn in onze geschiedenis structureel misbruikt, gestigmatiseerd, buitengesloten, onderdrukt of zelfs vermoord. Deze dingen gebeuren zelfs nog steeds, ook in de westerse wereld, en dat is vandaag de dag nog steeds zichtbaar en voelbaar in onze maatschappij.

Afbeeldingsomschrijving: Een groep mensen loopt over een zebrapad in regenboogkleuren. Alleen de benen en voeten zijn zichtbaar op de foto. Een van de mensen draagt een beenprothese.

Validisme in onze taal

Vooral scheldwoorden, maar ook adjectieven kunnen validistisch zijn.

Denk aan woorden als: gek, idioot, gestoord, debiel, stom, achterlijk, imbeciel, wappie, of retard. In sommige gevallen zijn woorden als ‘blind’, ‘doof’, ‘autist’, of ‘narcist’ ook validistische termen. Dat is zo als je niet daadwerkelijk refereert aan iemand die blind of doof is, of autistisch, of gediagnosticeerd is met een narcistische persoonlijkheidsstoornis.

Ook is schelden met ziektes een vorm van validisme.

Afbeeldingsomschrijving: een persoon met wit t-shirt aan opent een witte paraplu waar kleurpoeder uit dwarrelt in regenboogkleuren.

Hoe vermijd je validistisch taalgebruik?

Mijn tip: wees je bewust van je taal en noem het beestje bij zijn naam. Wees dus vooral direct in je taalgebruik en gebruik geen (validistische) eufemismen.

Dus niet:

  • Gek
  • Gestoord
  • Achterlijk
  • Ziek
  • Blind/doof
  • (Virus)wappie
  • Stom/dom
  • Narcist/narcistisch
  • “Ik ben zo OCD”
  • “Wat ben je een autist”
  • Schelden met ziektes

Maar wel:

  • Excentriek/vreemd/bizar
  • Belachelijk/ongeloofwaardig
  • Bekrompen
  • Naar/vreselijk
  • Onwetend, ongeïnteresseerd
  • Virusontkenner/complotdenker
  • Vervelend
  • Egoïstisch/misbruiker
  • Netjes, geordend
  • Rigide/egocentrisch/ongevoelig
  • Niet schelden met ziektes

Nog een paar dingen:

  • Autisme is niet hetzelfde als ongevoelig, egoïstisch of rigide.
  • ADHD is niet hetzelfde als ongeorganiseerd of hyperactief.
  • Complotdenkers, racisten, virusontkenners, misbruikers of verkrachters hebben niet per definitie psychische problemen.
  • Cluster B-persoonlijkheidsstoornissen (NPD, BPD, ASPD, HPD) zijn een van de meest gestigmatiseerde psychische aandoeningen die er zijn. Laten we deze niet gelijk stellen aan misbruik. Vooral ook omdat deze vaak het gevolg zijn van misbruik.
  • Deze dingen zo benoemen draagt onbewust bij aan de drempel om hulp te zoeken of überhaupt te kunnen krijgen. Ook versterkt dit de negatieve associatie bij, en het stigma van psychische problematiek in de maatschappij én de GGZ.